Kareel en witloof

Kareel en witloof

Kareel...

Sommige straten van de gemeente dragen de stempel van het verleden. Dat is met name het geval voor de Kareelovenlaan die ons terugbrengt naar de tijd van de steengroeven

en steenbakkerijen.

Heeft u nooit gehoord van ‘Everse steen’? Robuust en stevig en vaak gebruikt om de funderingen van gebouwen te leggen. Everse steen was vermaard en zorgde voor een belangrijke handel via de Zenne en nadien via het kanaal (hij werd namelijk uitgevoerd naar Nederland). Daarna was het de baksteenproductie die zich verder ontwikkelde. 

In de periode tussen het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw was dit de drijvende kracht van de Everse industrie en samen met de witloofteelt vormde deze bedrijfstak, een van de twee belangrijkste bezigheden van de inwoners uit die tijd. Een twintigtal ambachtelijke steenbakkerijen verdrongen elkaar in de gemeenten Evere, Schaarbeek en Sint-Lambrechts-Woluwe. Het was een ingewikkeld, lang en zorgvuldig werk en deze productiewijze verdween langzamerhand na de Eerste Wereldoorlog ten bate van de fabrieken die zich in de ‘luxebaksteen’ hadden gespecialiseerd. Rond 1900 bood de baksteenproductie werk aan ongeveer 1000 arbeiders in Brussel.

Een van de bekendste ondernemingen was de steenbakkerij Vermeersch, gevestigd nabij de Optimismelaan. Ze nam een hoge vlucht na de Tweede Wereldoorlog, maar vanaf 1955 ging ze snel achteruit en hield uiteindelijk op te bestaan.

 

...en witloof

‘Chicorium Bruxellensis’, wat we doorgaans ‘witloof’ noemen, ontstond ruim 150 jaar geleden op onze prachtige Brusselse velden. Hoewel, ‘op onze velden’ is veel gezegd, aangezien volgens de overlevering dit witte loof het levenslicht zag in de kelder van een zekere Jean Lammers, een landbouwer in Schaarbeek. We schrijven 1830, een zeer woelige periode tijdens dewelke Lammers zijn boerderij enige tijd was ontvlucht en zijn cichoreiwortels in zijn kelder had opgeborgen. Bij zijn terugkeer hadden de wortels witte bladeren met een bittere smaak gekregen.

Dit verschijnsel deed zich later opnieuw voor bij de overproductie van cichoreiwortels van sommige Everse telers waarbij de wortels begonnen te kiemen in de schaduw van de kelders van hun boerderijen.

We vermelden hier ook Breziers, een teler die enkele jaren later, het teeltprincipe van de ‘kapucijnerbaard’ voorgoed had opgehelderd. In tegenstelling tot de teelt in volle grond, werden de wortels bij deze teeltwijze bedekt met mest en opgeslagen in donkere kelders.

Waarom spreken we van Evere als de bakermat van het witloof?

Omdat de teelt op grote schaal zich op Evers grondgebied ontwikkelde en dit gedurende vele jaren. Gaande van knowhow tot geschikte gronden, alle gunstige omstandigheden waren er aanwezig om dit delicate product voort te brengen, dat als pure luxe werd beschouwd toen het gewikkeld in zijdepapier, naar de Verenigde Staten werd uitgevoerd.